De Vietnamezen (939 tot 1883) Volgens een vijftiende-eeuwse legende stichtte koning Hung Vuong de eerste Vietnamese staat in 2879 v.Chr. door het verenigen van de verschillende stammen in de vruchtbare delta van de Rode Rivier in Noord-Vietnam. De opeenvolgende staten konden hun onafhankelijkheid gedurende vele eeuwen beschermen dankzij de natuurlijke grenzen van het gebied, met name de bergen in het noorden en de zee in het zuiden. In de eerste eeuw v.Chr. viel de Han dynastie het deltagebied echter binnen om hun handelsbelangen te verzekeren. De Vietnamezen zouden meer dan een millennium onder Chinese heerschappij leven. Hoewel de Chinese heersers aanhoudend probeerden om hun cultuur en traditie op te dringen aan de regio slaagden hun pogingen slechts gedeeltelijk. De Vietnamezen behielden een gevoel van pre-Chinese identiteit wat regelmatig leidde tot revoltes tegen de centrale overheid. Toen de Chinese Tang dynastie ineenstortte aan het begin van de tiende eeuw n.Chr. grepen lokale leiders de kans om hun onafhankelijkheid te herwinnen. In 938 sloeg generaal Ngô Quyền de laatste Chinese invasie af en riep zichzelf uit tot koning van het Vietnamese koninkrijk dat bekend staat als Dai Viet. De volgende eeuwen weerstonden de Vietnamese dynastieën niet alleen nieuwe Chinese invasies, maar breidden hun rijk ook zuidwaarts uit tegen de Cham. Vooral de volgende drie machtige dynastieën waren belangrijk tijdens de middeleeuwen: In 1009 werd Lý Công Uẩn, een voormalige tempelwees en bevelhebber van de paleiswacht, tot keizer gekozen en stichtte daarmee de Ly dynaste. De Ly dynastie (1009-1225) legde de basis voor een machtig Dai Viet door de ontwikkeling van een georganiseerde centrale administratie. De Ly keizers pasten het Chinese model naar hun eigen noden aan en stichtten de Keizerlijke Academie waar alle edellieden en bureaucraten geschoold werden in het Confucianisme. Ambtenaren werden gerekruteerd op basis van hun examenresultaten. Daarnaast promootte de Ly dynastie het boeddhisme als staatsgodsdienst en verbeterden ze het irrigatienetwerk. De Tran dynastie (1225-1400) volgden de Ly keizers op. Voor de Vietnamese cultuur was dit een gouden periode met de ontwikkeling van het theater en de literatuur in de Vietnamese taal. Vele uitvindingen, zoals het papieren geld en nieuwe medicijnen, vonden hun ingang. Desalniettemin zijn de Tran vooral bekend om hun militaire verwezenlijkingen. In 1257, 1284 en 1287 sloegen ze invallen van de Mongoolse legers van Kublai Khan af door een slim gebruik van terrein en guerrilla-tactieken. Aangemoedigd door economische en demografische groei trokken de Vietnamezen in de veertiende eeuw ten strijde tegen het koninkrijk Champa, maar slaagden er niet in om het hele rijk te veroveren. De Tran onderhielden een permanent leger van getrainde infanterie en boogschutters, maar drukten de uitgaven door in vredestijd de trainende troepen te roteren. Tegen 1390 hadden de Chinezen ook het gebruik van buskruit overgenomen van de Chinezen. Nadat de Ho dynastie (1400-1407) de Tran keizers afgezet hadden, lanceerde Ming China een invasie met als voorwendsel het herstel van de Tran dynastie. Het resultaat was twee decennia van harde heerschappij. Als reactie begon Lê Lợi, een zoon van een lokale dorpshoofd, een revolte in 1418. Na tien jaar herstelde Lê Lợi de onafhankelijkheid van Dai Viet door de Ming heersers te verslaan. Tijdens de Le dynastie (1428-1788) veranderde de staatsgodsdienst naar het Confucianisme en werd het rechtssysteem hervormd naar het Chinese model. Onder keizer Le Thanh Tong (1460-1497) kende Dai Viet opnieuw een gouden tijd: hij herstelde de agrarische productie, herzag het belastingsysteem en herograniseerde de administratie. In 1471 deed de keizer wat de Tran dynastie niet kon: hij versloeg het koninkrijk Champa. Na Le Thanh Tong behield de Le dynastie de troon gedurende het merendeel van de premoderne periode en was daarmee de langst regerende dynastie in de Vietnamese geschiedenis.