De Malinezen (671 tot 1511) De Maleisische archipel is 's werelds grootste eilandengroep en telt meer dan 25.000 eilanden in het huidige Indonesië, de Filipijnen, Brunei, Oost-Timor, Maleisië en Singapore. Om deze eilanden te bereiken en te koloniseren, ontwikkelden de bewoners al vergevorderde navigatie en scheepsbouwkundige vaardigheden sinds 50.000 v.Chr. Vanaf het eerste millennium n.Chr. groeiden verschillende havensteden uit tot kleine koninkrijken dankzij hun voordelige handelspositie tussen India en China. Als gevolg van dit contact met India namen de vroege staten vele elementen van het hindoeïsme en het boeddhisme over. Tijdens de middeleeuwen slaagden enkele havensteden er in om grote delen van de archipel te veroveren. Drie maritieme rijken, ook wel thalassocratieën genoemd, waren zeer invloedrijk: Een van de eerste staten die de archipel domineerde was Srivijaya (671-1377) in Zuid-Sumatra. Om hun handel met China te verzekeren, veroverden de maharadja’s van Srivijaya verschillende koninkrijken in Sumatra, het Maleisische schiereiland en Java. Maritieme expedities zeilden zelf de Mekongrivier in het vasteland van Zuidoost Azië op, maar de opkomst van het machtige Khmer-rijk verhinderde een langdurige aanwezigheid. Als internationaal centrum voor boeddhisme en educatie trok de hoofdstad Palembang vele pelgrims en geleerden uit heel Azië aan. Hoewel de maharadja’s zelf niet veel tempels oprichtten, bouwden hun vazallen in Java enkele van de grootste boeddhistische monumenten in de wereld, zoals Borobudur en Sewu. Ondanks hun economische en culturele verwezenlijkingen viel het Srivijaya-rijk vanaf de elfde eeuw geleidelijk uit elkaar onder de druk van Indiase plundertochten en Javaanse veroveringstochten. Na het Srivijaya-rijk wonnen de Javaanse koninkrijken aan belang. Een van hen, het Majapahit-rijk (1293-1527), werd uiteindelijk een van de machtigste staten in Zuidoost Azië. In 1293 stichtte Raden Wijaya het rijk door een list. Nadat hij zijn rivalen in Java verslagen had door zich aan de zijde te scharen van een Mongools invasieleger, verdreef hij diezelfde Mongolen met een verrassingsaanval. Onder het militaire leiderschap van Gajah Mada (1313-1364), de eerste minister tijdens twee keizers, bereikte het Majapahit-rijk zijn grootste omvang: van het Maleisische schiereiland in het westen tot Nieuw-Guinea in het oosten. Tijdens deze gouden periode floreerden de kunsten, literatuur en architectuur. Poppentheater en orkesten vonden hun ingang. Een echte Javaanse cultuur ontstond door de synthese tussen het Shaivisme en het tantrisch boeddhisme. In de vijftiende eeuw zorgden interne rivaliteit en de opkomst van een nieuwe, machtige handelsstaat, Malakka genaamd, voor de val van het Majapahit-rijk. In 1398 hadden de Majapahit Singapura, een klein koninkrijk op het Maleisische schiereiland, aangevallen. Hierop was de koning, Parameswara genaamd, de staat ontvlucht en richtte op een andere plaats de stad Malakka op. Dankzij goede relaties met de Chinese Ming dynastie trok de stad vele handelaars aan en groeide zo uit tot een van de belangrijkste havens langs de Indochinese handelsroute. Aan het einde van zijn heerschappij bekeerde koning Parameswara zich tot de islam. Met deze daad stichtte hij het sultanaat Malakka (1414-1511). Hoewel Zuidoost Azië door handelaars al vroeger in contact was gekomen met de islam, waren moslimgemeenschappen beperkt gebleven. Met de territoriale eexpansie van het sultanaat werd Malakka een belangrijk centrum van waar de islam zich verspreidde. Als gevolg van dit nieuwe geloof maakte de Maleisische cultuur, die oorspronkelijk geïnspireerd was op het hindoeïsme en boeddhisme, fundamentele veranderingen door. Aan het einde van de middeleeuwen bracht de aantrekkingskracht van de rijke handel in de archipel de Europese ontdekkingsreizigers naar Zuidoost Azië. In 1511 veroverde een Portugees leger onder leiding van Afonso de Albuquerque de haven van Malakka, wat het einde van het sultanaat betekende. Gedurende de volgende eeuwen zouden de Europese staten de handel in de archipel domineren.