De Italianen (572 n.Chr en verder) De Italianen omvatten de volkeren die het Apennijns Schiereiland bevolkten sinds ± 572 n. Chr. Datzelfde schiereiland vormde lange tijd de machtsbasis voor het Romeinse Rijk, maar Rome viel in 476 in handen van Odoaker en zijn Germaanse soldaten. In 493 haalden de Byzantijnen (Oost-Romeinen) Theodorik de Grote, koning van de Ostrogoten, over om Odoaker van de troon te stoten. Na de dood van Theodorik herviel het schiereiland in chaos. Zonder een krachtige tegenstander zagen de Byzantijnen hun kans om het schiereiland te herwinnen. Dit gebeurde in 535 onder leiding van generaal Flavius Belisarius. Maar niet veel later verloren de Byzantijnen steeds meer terrein aan de Lombarden, een Germaanse stam. Samenvattend kunnen we de Italianen dus identificeren als nakomelingen van Latijnse en Germaanse volkeren. In de volgende eeuwen werd het schiereiland gekenmerkt door tal van stadstaten: onafhankelijke entiteiten wiens macht vaak niet verder reikten dan een centrale stad en omliggende dorpen. In Noord-Italië had Karel de Grote de Lombarden in 774 verdreven, maar na zijn dood brak een lange periode van instabiliteit aan. Uit deze chaos herrezen uiteindelijk verschillende, machtige stadstaten zoals Milaan, Genua, Firenze en Venetië. Aanvankelijk kende Centraal-Italië een periode van relatieve rust onder het heerschappij van het pausdom te Rome. Maar in 952 geraakten deze streek en Noord-Italië verwikkeld in het machtsspel van de Germaanse stadstaten toen Otto I zich door de paus liet kronen tot keizer van het Heilig Roomse Rijk. Daarentegen bleef Zuid-Italië tot de elfde eeuw in handen van de Byzantijnen en Lombarden. Daarna vielen de Noormannen binnen, die het koninkrijk Sicilië stichtten. Door de middeleeuwen heen bestonden het Italiaanse leger en zijn leiding uit condottieri, professionele huurlingen die hun diensten aan de hoogste bieder verkochten. Conflicten tussen de stadstaten waren vooral gericht op het behouden van het politieke status quo. Tijden de Italiaanse of Renaissance Oorlog (16de eeuw) bereikten die conflicten hun hoogtepunt, met een verzwakking van alle stadstaten als uiteindelijk gevolg. Op vlak van maritieme oorlogvoering behoorden de Italiaanse vloten tot de beste van Europa. Door de geografische ligging van het schiereiland was de beheersing van de Middellandse Zee immers cruciaal voor de handel en cultuur. Dankzij hun machtige vloten bouwden Venetië en Genua maritieme rijken uit die konden concurreren met andere Europese grootmachten en het Ottomaanse rijk. Middeleeuws Italië was een prikkelende mengeling van antiek Romeinse architectuur, groeiende theocratisch macht, en artistieke vernieuwing. Onder het heerschappij van de katholieke pausen oefende Centraal-Italië een grote invloed uit op de religieuze en politieke zaken binnen het christelijke Europa. Het Noord-Italiaanse Firenze verwierf tijdens de late middeleeuwen een prominente positie als hoofdstad van de Renaissance. Die periode kenmerkt zich door grote vooruitgang op vlak van kunst, muziek en wetenschap. Firenze bracht een van de grootste figuren van de Renaissance voort: Leonardo Da Vinci. Hij maakte wonderlijke kunstwerken en verlegde de grenzen van technologie. In tegenstelling tot de culturele vooruitgang, verzwakten de Italiaanse stadstaten op politieke vlak. De continue interne strijd maakte hen vatbaar voor verovering van buitenaf. De naburige landen Frankrijk, Spanje en Oostenrijk moeiden zich steeds regelmatiger in de Italiaanse conflicten. Hierdoor zou het tot 1861 duren vooraleer de Italianen verenigd werden: onder het leiderschap van Victor Emanuel II en Giuseppe Garibaldi ontstond de Italiaanse natie die we vandaag nog kennen.